-
1 naar men zegt
naar men zegt -
2 naar men zegt
word has it (that), it is said (that) -
3 naar men zegt
прил.общ. как говорят -
4 naar men zegt
adv. allegedly, hearsay -
5 naar men zegt
il paraît que -
6 naar
naar12 [ziek] ill♦voorbeelden:naar doen tegen iemand • be nasty/horrible to someoneer naar aan toe zijn • be in a bad wayzich naar schrikken • be startled (half) to death————————naar2〈 voorzetsel〉1 [in de richting van] to ⇒ for2 [volgens het voorbeeld van] from3 [overeenkomstig] (according) to4 [wat betreft, afgaande op] from ⇒ by♦voorbeelden:de trein naar Parijs • the train to/for Parisze is naar school • she's at schoolnaar de weg vragen • ask the wayop zoek naar • in search ofhij kwam naar haar toe • he came up to hernaar iemand vragen • ask for/after someonenaar voren/achteren/boven/beneden • forwards, back(wards), up(wards)/ 〈 trap〉up(stairs), down(wards)/ 〈 trap〉 down(stairs)3 het evangelie naar Johannes • the Gospel according to St. Johndaar is hij de man niet naar • that's not like/that's unlike himruiken/smaken naar • smell/taste of————————naar3〈 voegwoord〉1 as♦voorbeelden:1 naar verluidt • as is rumoured, according to rumournaar men zegt • word has it (that), it is said (that)naar men hoopt • it is hoped -
7 naar
naar1♦voorbeelden:er naar aan toe zijn • être mal en pointik heb me naar gezocht • j'ai cherché comme un fouik heb me naar gelachen • j'étais mort de riredaar word je naar van • c'est à vous soulever le coeur————————naar2〈 voorzetsel〉1 [in de richting van] 〈 plaats van bestemming〉 à⇒ en ⇒ 〈m.b.t. persoon〉 chez ⇒ 〈 in de richting van〉vers, pour2 [volgens het voorbeeld van; overeenkomstig] d'après♦voorbeelden:de weg naar het dorp • le chemin du villagenaar de bakker gaan • aller chez le boulangernaar Frankrijk gaan • aller en Francenaar beneden gaan • descendrenaar boven gaan • monternaar huis gaan • rentrer (chez soi)naar school gaan • aller à l'écolehij keerde zich naar mij • il se tourna vers moinaar iemand toegaan • aller chez qn.naar Amsterdam vertrekken • partir pour Amsterdamnaar voren • en avant2 het ziet er naar uit, dat … • on peut s'attendre à 〈+ zelfstandig naamwoord〉; on peut s'attendre à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉de kwaliteit is er dan ook naar • la qualité est en rapport avec le prixdat is er naar • cela dépend→ link=behoren behoren————————naar3〈 voegwoord〉1 à ce que♦voorbeelden:naar men zegt • à ce qu'on dit -
8 naar
на; к; книзу; наверх; скверный; мерзкий; противный, отвратительный; тошнотворный; дурной; пасмурный; жуткий; подавленный, угнетённый; заунывный* * *I 1. vznaar bóven — вверх
naar benéden — вниз
2) в соответствии с, поnaar mijn méning — по моему мнению
naar de natúur schílderen — рисовать с натуры
•2. vgwкак, насколькоII bn1) неприятный, мерзкий2) унылый, печальный•* * *прил.1) общ. за, по, скучный, унылый, как, неприятный, в соответствии, гнетущий, к, мерзкий, на, печальный, противный, с, скверный, согласно, в (указывает на направление движения к определённому предмету, цель или предел достижения)2) разг. met het gezicht naar hem toe - ôèöîì ê íåìó, naar toe - по направлению к: waar ga je naar toe? - куда ты идёшь? -
9 как говорят
part.gener. naar (het) verluidt, naar ik hoor, naar men zegt -
10 moeten
moeten1〈 het〉♦voorbeelden:————————moeten2I 〈 hulpwerkwoord〉2 [verplicht zijn, zich verplicht voelen] must ⇒ have to, 〈 voorwaardelijke wijs, of milder〉 should, 〈 voorwaardelijke wijs, of milder〉 ought to♦voorbeelden:1 wat moet ik beginnen zonder jou? • what would I do without you?ik moet er niet aan denken wat het kost • I hate to think what it costsmoeten jullie niet eten? • don't you want to eat?wie moest jij hebben? • who did you want (to see/to speak to)?ik moet er niets van hebben • I don't want to know/to have anything to do with itdat moet ik nog zien • I'll have to seehij moest en zou het hebben • he had to have it〈 informeel〉 wat moet je? • what do you want?〈 informeel〉 wat moet dat? • what's all this about?wat moeten jullie hier? • what are you doing here?wat moest hij van jou? • what did he want from/with you?wat moet dat speelgoed hier? • what are those toys doing here?en toen moest hij zo nodig een vreselijk dure auto kopen • and then he had to go and buy this amazingly expensive carhet huis moet nodig eens geschilderd worden • the house wants re-painting2 ik moet zeggen, dat … • I must say/have to say that …of het moest zijn … • unless it be …moet u nog ver (gaan)? • have you still got a long way to go?3 dat moet je nog eens doen (als je durft)! • do that again (if you dare)!dat moet gezegd (worden) • it has to be saidmoet je eens horen • listen (to this)moet kunnen! • no problem!ik moest dat maar vergeten • I had better/best forget itde trein moet om vier uur vertrekken • the train is due to leave at four o'clockje moest eens weten … • if only you knew …dat moet jij (zelf) weten • it's up to youhet moet al heel slecht weer zijn, wil hij thuis blijven • the weather's got to be pretty bad for him to stay homeje moet vrouw zijn om zoiets te doen • it takes a woman to do something like thatik moet morgen in Utrecht zijn • I'm due in/have (got) to be in Utrecht tomorrowik moet (zo) nodig • I've got to go!hoe moeten we nu verder? • where do we go from here?moet je nu al weg/ervandoor? • are you off already?zo moet (je) het niet (doen) • that's not the way to do ithet is gedaan zoals het moet • it has been done properly/as it shouldals het moet, dan … • if it can't be avoided, then …ze moet er nodig eens uit • she needs a day outik moest wel lachen • I couldn't help laughinghet heeft zo moeten zijn • it had to be/happen (like that)als het moet • if it mustwat moet, dat moet • what must be must bewaar moet dat heen (met die drugs)? • what's the world coming to (with these drugs)?aan een bril moeten • need glassesdat schilderij moet de koningin voorstellen • that painting's supposed to represent the Queenze moet erg rijk zijn • she is said to be very richwat moet dat voorstellen? • what's that supposed to be?1 [mogen, believen] like♦voorbeelden: -
11 weten
weten1〈 het〉♦voorbeelden:bij mijn weten is hij niet weggegaan • je ne sache pas qu'il soit partibij mijn weten • à ma connaissancebuiten mijn weten • à mon insuiets naar zijn beste weten doen • faire qc. de son mieux————————weten21 [kennis hebben van; enig idee, vermoeden hebben] savoir2 [+ te + onbepaalde wijs][erin slagen] réussir (à)♦voorbeelden:1 weet je mijn agenda ook (te liggen)? • sais-tu où est mon agenda?God mag weten hoe lang … • Dieu sait combien de temps …een hele hoop weten (over) • en savoir long (sur qn., qc.)dat weet zelfs een kind! • c'est élémentaire!ik weet z'n naam niet • je ne connais pas son nomeen goed restaurant weten • connaître un bon restaurantzeker weten! • pour sûr!hij kan het weten • il est payé pour le savoirik zal het u laten weten • je vous préviendraije moest beter weten • cela m'étonne de ta partu moet weten dat … • sachez que …hij wist te vertellen dat … • il a pu nous raconter que …hij wil (graag) weten dat hij rijk is • il ne cache pas qu'il est richeiets niet willen weten • refuser d'admettre qc.niets van iets willen weten • ne rien vouloir entendre de qc.er het zijne van willen weten • vouloir en avoir le coeur netalles van iets weten • s'y connaîtremet haar weet je het nooit • on ne sait jamais avec elleweet je wat … • écoute …je weet wie het zegt • prends-le pour ce que ça vautwie weet • qui sait?je moet het zelf (maar) weten • fais comme tu voudrashij weet niet beter of het hoort zo • il est persuadé que c'est la coutumezij weten niet beter • il ne faut pas leur en vouloir, ils n'y peuvent rienhij weet wel beter • il est plus malin que çahij weet ervan • il est au courantweten hoe je iets aan moet pakken • savoir s'y prendre〈 ironisch〉 dat zal jij niet weten! • ne fais pas l'innocent!iets niet weten • ignorer qc.ik zou het niet weten • je ne saurais vous le direhij wist niet hoe gauw hij weg moest komen • il n'avait qu'une hâte: s'enfuirze zullen niet weten waar ik blijf • ils se demanderont où je suis (passé)niet weten waar je blijven moet • ne pas savoir où se mettreweet je wel • tu saisvoor zover ik weet • pour autant que je sacheergens iets op weten • avoir une idéete weten • à savoiriets te weten komen • apprendre qc.ik weet van niks • je n'en sais rienniets van het leven weten • ne rien connaître de la vieals je maar weet dat … • sache bien que …als je dat maar weet! • maintenant, te voilà prévenu!niet dat ik weet • pas que je sachehij wil niet weten dat hij ziek is • 〈 aanvaardt het niet〉 il ne veut pas admettre qu'il est malade; 〈 wil niet dat men het weet〉 il ne veut pas que l'on sache qu'il est maladeje weet heel goed dat … • tu n'ignores pas que …hij wist niet beter of ik was vertrokken • pour lui je devais être partiweet je nog? • tu t'en souviens?weet ik veel! • qu'est-ce que je sais, moi!weten wat men aan iemand heeft • être fixé sur le compte de qn.er heel wat van af weten • en savoir longweten wat honger is • connaître la faimnu weet je 't ook • te voilà au courant〈 spreekwoord〉 wat niet weet, dat niet deert • ce que les yeux ne voient pas, ne fait pas mal au coeurweten te ontkomen • réussir à s'échapperniets weten te zeggen • ne plus savoir quoi dire¶ ze hebben het geweten • 〈 ze waren gewaarschuwd〉 ça leur a coûté cher; 〈 ze hebben ervoor moeten boeten〉 ils s'en sont mordu les doigtsvoor je het weet, ben je er • tu y seras en moins de rienzij weet het altijd beter • elle veut toujours avoir le dernier motje weet wel beter • tu n'en penses pas un motje weet ('t) maar nooit • on ne sait jamaiszij weet van geen ophouden • elle ne sait pas s'arrêter -
12 evangelie
1 [leer van Jezus Christus; leer die men aanhangt] gospel2 [bijbelboek] Gospel3 [vaststaande waarheid] gospel(-truth)♦voorbeelden:1 het evangelie verkondigen • preach/spread the gospel2 het evangelie van/naar Marcus • the Gospel according to St. Mark
См. также в других словарях:
Op zoek naar Evita — Format Talent competition Starring Frits Sissing (Host) Pia Douwes (Judge) Erwin van Lambaart (Judge) Peter Van de Velde (Judge) Country of origin Netherlands … Wikipedia
Neffe — 1. Der Neffe liebt, so lange der Onkel gibt. Holl.: Het is neef, neef, zoo lang als ik geef. – Kunt gij niet meer geven, weg zijn de neven. (Harrebomée, II, 118b.) 2. Es ist nicht jeder mein Neffe, der mich Onkel heisst. Holl.: Men zegt nog neef … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
2007–2008 Belgian government formation — The 2007–2008 Belgian government formation followed the general election of 10 June, 2007, and consisted of a period of negotiation in which the Flemish parties Open VLD, Christian Democratic and Flemish (CD V) and New Flemish Alliance (N VA),… … Wikipedia
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Narr — (s. ⇨ Geck). 1. A Narr hot a schöne Welt. (Jüd. deutsch. Warschau.) Dem Dummen erscheint die Welt um so schöner, als er von manchen ihrer Uebel und Leiden nicht berührt wird. 2. A Narr hot lieb Süss. (Jüd. deutsch. Warschau.) Diese auch in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Fuchs — (s. ⇨ Reineke). 1. Ale Fichse gihn schwer ei s Eisen. (Oberlausitz.) 2. Alle listigen Füchse kommen endlich beym Kirssner in der Beitze zusam. – Petri, II, 6; Simrock, 2888; Körte, 1678; Reinsberg II, 46. Frz.: Enfin les renards se trouvent chez… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Spiel — 1. A grundehrlichs Spiel, sägt der Hämmerle von Aalen. (Aalen.) 2. Am Ende des Spiels wartet der Teufel. Engl.: Gaming has the devil at the bottom. 3. Am Spiel erkennt man, was in einem steckt. – Petri, II, 14. 4. An ein schön Spiel denkt man… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schaf — 1. An skürw d Schep kan an hian Hokfal umstegh. (Nordfries.) Ein räudig Schaf kann eine ganze Hürde voll anstecken. 2. An suart Schep laat hör egh witi thau. (Nordfries.) 3. Annem nackte Schoffe ies nischte abzuscharen. – Robinson, 240; Gomolcke … Deutsches Sprichwörter-Lexikon